Niet aanspreekbaar

“Nee hoor, zij krijgt er niets van mee” wordt me verzekerd. De vrouw over wie het gaat is zojuist in haar rolstoel bij het gezelschap neergezet. Ze is op leeftijd, haar ogen glinsteren vrolijk in een verder nogal verkreukeld gezicht. We hebben afgesproken in het verpleeghuis waar mevrouw al jaren woont. Haar man ligt een verdieping lager, op zijn eigen kamer. Hij is vannacht overleden.

Het komt wel eens voor dat ik een uitvaart aan het bespreken ben met een groep volwassenen waarvan een van de ouders is overleden en ik er pas na een tijdje achter kom dat er nog een springlevende partner is. Vaak gaat het daarbij om iemand met dementie. Ze leggen me dan uit dat vader of moeder niet meer aanspreekbaar is, of zelfs volstrekt niet meer begrijpt wat er gebeurt.

In dit geval is vader overleden. Een liefhebbende man, een groot saxofoonspeler. Al langer geleden was zijn dementerende vrouw opgenomen, maar ook zijn wereld was langzaam maar zeker door Alzheimer kleiner geworden. Uiteindelijk is hij weer in hetzelfde huis gaan wonen als zijn vrouw, alleen op een andere verdieping. Zij liep te vaak weg en verbleef daarom op de gesloten afdeling. Een latrelatie aan het eind van een levenslang huwelijk.

De kinderen willen hun vader eren en zullen muziek spelen tijdens de uitvaart. De dienst zal plaatsvinden in een kerk waar vader ooit een memorabel concert heeft gegeven. Meer beslissingen worden genomen, de uitvaart krijgt vorm, maar het hele gesprek lijkt langs moeder heen te gaan. Af en toe brabbelt ze een paar onsamenhangende woorden.

Tijdens het regelgesprek raad ik de kinderen aan om moeder afscheid te laten nemen en bij het sluiten van de kist aanwezig te laten zijn. Zij staan daar welwillend tegenover maar waarschuwen mij nogmaals dat zij de situatie niet zal kunnen doorgronden.

Als het zover is leggen we mevrouw nog eens rustig uit dat haar man is overleden, maar als we de kamer uitrijden om een verdieping lager te gaan klapt ze uitgelaten in haar handen. “Jippie, jippie jippie” zingt zij door de gangen, dankbaar voor dit onverwachte uitje.

Dan komen we bij zijn kamer en wordt ze voorzichtig  naar hem toe gereden. Ze kijkt over het randje van de kist. Hij ligt daar mooi in zijn pak. Zijn saxofoon staat er als een totem naast. De kinderen staan stil om haar heen en wachten af wat er gaat gebeuren. Ineens zegt ze. “Ach … ik hield van jou en jij hield van mij … ik begrijp het niet … waarom voel ik me ineens zo verdrietig?” Ze gaat verder: “Soms was het even niet zo leuk, maar dat komt in elke familie wel voor.” En besluit dan: “Nu ben ik helemaal alleen.”

De kinderen zijn sprakeloos, maar moeder heeft er ineens genoeg van en wil weer weg. Vrolijk neemt ze afscheid en in een wolk van genegenheid reist zij weer de gangen door op weg naar haar eigen huis, een etage hoger.